Geschreven door Aart Mak
Ik werd op een ochtend gebeld door een mij bekende uitvaartleider in Amsterdam. Of ik iemand wist die iets kon betekenen voor een oude mevrouw die op sterven lag, een katholiek ritueel, zei hij. De dochter van deze mevrouw was de contactpersoon en zij had de uitvaartleider gebeld omdat zij zeker wist dat er nu zoiets moest gebeuren. Bedoeld werd het sacrament der zieken. Dochter wist zeker dat haar moeder dan tot rust zou komen. Ik besloot mijzelf aan te bieden, in het fijne besef dat ik hiervoor meer tijd heb dan ooit eerder in mijn leven. Ik kon zelfs aan het eind van diezelfde dag al komen. Dat heb ik ook gedaan, maar toen had ik al kort voor vertrek een appje ontvangen dat mevrouw aan het begin van de middag overleden was.
De vrouw van roestvrijstaal
Toen sprak ik dus met dochter. Haar moeder, een kleine Indische vrouw, bleek gemaakt te zijn van roestvrijstaal. Van alles had ze meegemaakt, de internering tijdens de oorlog in Azië, op jonge leeftijd zwanger van een man die kwam en na de geboorte van zijn kind weer ging, repatriëring en alles wat mensen uit ‘Indië’ over zich heen kregen van de Nederlanders hier, een nieuwe man die ook weer ging en haar ook een kind, nu een dochter schonk. Met deze dochter sprak ik. Ik merkte aan haar hoe dubbel ze over haar moeder dacht. Aan de ene kant was haar moeder de liefste mens van wie ze zielsveel hield en die ze nooit in de steek zou laten, aan de andere kant was het de vrouw die commandeerde, manipuleerde en haar inmiddels 13 jaar oude relatie met een man nog steeds afkeurde. Haar man heb ik dus niet gezien, ook niet op de dag van de uitvaart. En zo ontmoette ik een volwassen vrouw, de dochter, die zich ook na de dood van haar moeder, bij elke opmerking of handeling hardop afvroeg of het ermee door kon in de ogen van haar moeder.
Twee sturende vrouwen
Gelukkig had dochter twee vriendinnen. Eén van die twee had ze voor het laatst anderhalf jaar geleden gesproken maar die was er nu, op tijd. Dat komt vaker voor, is mijn ervaring. Er zijn mensen die er een neus voor hebben om er te zijn als het nodig is. Maar er was nog iets opvallends. De uitvaartleider, een opmerkzaam man, vroeg me op de dag van de uitvaart, toen we samen over de mooie paden van Zorgvlied liepen, of ik had opgemerkt welke beroep de twee vriendinnen hadden. Ja, zei ik, de een is treinmachinist en de ander is de chauffeur van zo’n gelede bus. Precies, zei hij, allebei vrouwen die weten wat het is om iemand van de ene plek naar de ander te brengen. Ik zag het nu ook. Beiden stoere vrouwen die niet bang waren voor de dood en alles wat dat met zich meebracht en als vroedvrouwen maar dan bij de dood (doula’s) er waren voor hun vriendin.
En zo ontmoette ik bij de dood van één sterke vrouw (van roestvrijstaal) twee anderen, van een nieuwe generatie. Of eigenlijk drie. Dochter maakte op mij zeker ook die indruk. Alleen in de buurt van haar moeder werd ze het kind dat alles deed om degene die haar het leven had gegeven, tot het laatst toe te behagen.