Klein Levensverhaal Demi
In Klein Levensverhaal gaan helden het gesprek aan met zichzelf na een verlieservaring. Middels hun ervaring met de dood leggen ze een vergrootglas op het leven en geven ze eigentijdse woorden vanuit deze onvermijdelijke confrontatie aan de keerzijde van liefde: sterven, dood, afscheid en rouw. Wat zij geloven, hopen, denken, doorvoelen & doorgronden, welke emoties worden ervaren en wat voor hen belangrijk is.
Een vanzelfsprekendheid die losgelaten moest worden
Het is misschien wel een vanzelfsprekend gegeven: een moeder en een vader. Voor mij is dat helaas anders. Mijn vader werd voor mij op drie jarige leeftijd mijn vader en moeder ineen. Voor mij heel normaal, ik weet gewoon niet beter dan dit.
Uiteindelijk heeft mijn moeder haar ziekte niet kunnen overwinnen. De kanker had haar lichaam overgenomen. Je zou kunnen zeggen dat de kanker het van haar lichaam heeft gewonnen. Doordat ik zo jong was, heb ik geen herinneringen. Mijn vader was papa en mama in één. Het gezinsgevoel was er. Dat gezinsgevoel kreeg ik onder andere bij mijn oom en tante thuis. Ik kan met hen altijd veel praten over mijn moeder. Naarmate ik ouder werd, wilde ik dat ook steeds meer. Ik wilde meer weten, ik had meer vragen en zij wilde mij meer vertellen.
Ontdekken. Angst. Aftasten. Leven.
Langzaamaan kwam daar het ontdekken van mijn eigen wereld. Situaties met anderen zorgde ervoor dat ik keihard moest ervaren wat ik mistte. Boos op de wereld. Een ongrijpbaar eenzaam gevoel. Was ik de enige met dit verlies? Zelfs met mijn vader durfde ik niet over alles te praten. Praten over vrouwendingen bijvoorbeeld. Praten over puberdingen. Alles als beginnend vrouw. Ik realiseerde me dat ik haar zorgzaamheid en geborgenheid nooit van dichtbij zou kunnen meemaken. Dat gemis heeft er mede voor gezorgd dat ik altijd wil zorgen voor anderen. Ik ben er trots op dat ik dit stukje van mijn moeder heb. Net als dat ik qua uiterlijk erg op haar lijk. Maar onbewust zal de angst om iemand kwijt te raken altijd onderdeel zijn van wie ik ben. Hoe meer ik om iemand geef, hoe heftiger de pijn bij het verlies.
Aftasten, mezelf in bescherming nemen en bang om niet goed genoeg te zijn. Maar de lieve mensen die heel dichtbij me staan; daarvoor ga ik door het vuur. Daarin zijn woorden niet altijd nodig. Als we onze vriendschap maar aan elkaar laten zien. Ik ben altijd onder de mensen. Alleen zijn is confronterend en vind ik moeilijk, ook al horen de mindere kanten van het leven er gewoon bij. Onbewust heeft de dood van mijn moeder ervoor gezorgd dat ik nu sta waar ik sta; leven in alle leuke momenten, waarbij het verdriet nooit weg is. Ik zal voor de volle honderd procent positief zijn en blijven in de dingen die doe. Zij heeft geleefd en dat ga ik ook doen. Ik wil kunnen zeggen dat ik geleefd heb wanneer mijn lichtje dooft.
Doorgaan en de eerste keren zonder…
Ik blijf bewijzen dat ik het alleen kan, ook aan mijn vader. Ik heb een soort innerlijke drang om te laten zien dat het goed me gaat. Ik ben een doorzetter en wil alles graag voor de volle honderd procent doen. Ik weet dat het mijn grootste kwaliteit is en daarnaast een behoorlijke valkuil. Ik gun mezelf dat de druk er soms vanaf gaat. Dat ik het meer mag loslaten. Ik weet dat het me misschien ooit gaat opbreken. Mijn moeder zou nu zeker gezegd hebben: ‘‘let op jezelf’’. Het verlangen naar bevestiging van mijn moeder zit hier altijd in verweven. Nu zoek ik dat ergens anders.
Mijn eerste woning was een van die momenten waarbij ik mijn moeder enorm mistte. Memorabele en belangrijke gebeurtenissen waar ze gewoon bij moet zijn. Maar ook de kleine dingen. Het niet halen van een tentamen bijvoorbeeld. Dat zijn momenten die ik met haar had willen bespreken.
Nu ik op mezelf woon is de band met mijn vader alles wat het voor mij moet en mag zijn. Ik deel alles met hem en hij begint mij ook steeds meer te begrijpen. Als twee volwassenen hebben we echt goede gesprekken. En natuurlijk was daar soms de angst om hem ook te verliezen of uit elkaar te groeien. Hij is de enige die ik heb in de basis die al voor de helft is weggeslagen. Mijn moeder werd ziek toen ze zwanger van mij was. Een jaar geleden heb ik ook naar mijn vader uitgesproken dat ik ook bang om dit te krijgen. Mijn vader heeft dit onderzocht. Hieruit bleek dat het niet erfelijk is.
De realiteit van moeten rouwen
Ik zal nooit weten of ik gerouwd heb of aan het rouwen ben. Ik heb hulp gezocht om de vragen te stellen aan iemand over de dingen die ik mis; maar ook de vragen die ik aan mijn moeder wilde stellen; wat ik nog zou willen doen en delen met haar. Gewoon puur uitspreken. Maar verwerken deed ik pas nadat duidelijk werd wat de gevolgen zijn geweest van haar verlies en wat dit heeft betekend voor mijn ontwikkeling en mijn leven. De realiteit meedragen in mijn bagage dat ik mijn eigen moeder nooit kan leren kennen. Wetende dat ze nog zoveel had kunnen doen.
Ik heb altijd een foto samen met mijn moeder boven mijn bed hangen. Mijn plekje, mijn verhaal. Ik draag altijd haar ringen. Ik heb de video-opnames die mijn vader heeft gemaakt van haar leven. Ik heb de opname van de begrafenis, ook al heb ik deze nog niet gekeken. Ik de speeches die zijn voorgedragen op de uitvaart. De speech van mijn vader heb ik gedeeltelijk gelezen. Het is te mooi, te heftig. Ik kom nog steeds bij haar graf. De plek waar ik een stukje dichter bij haar ben. Wanneer ik altijd in mijn gedachte aan haar denk, is daar een witte vlinder. Maar haar sterfdag zal moeilijk blijven. Ze loopt altijd met me mee en houdt onbewust mijn hand vast zodat ik deze wereld aankan. Ik wil zo graag tegen haar zeggen dat ik blij ben dat ik op haar lijk. Maar het grote verdriet zal altijd blijven dat ik dat nooit echt meer tegen haar kan zeggen.
Ergens weet ik dat mijn moeder trots op me is, dat ze me ziet met een glimlach en ziet dat ik oprecht een enorm vrolijk mens ben.